In dit werk komen drie walsmelodieën uit verschillende operettes samen: allereerst hoort u Lippen schweigen uit Die lustige Witwe van Franz Léhar, daarna volgt Ja, das alles auf Ehr uit Der Zigeunerbaron van Johann Strauss en daarna rondt Tanzen möcht’ ich uit Die Czardasfürstin von Emmerich Kálmán deze medley op vrolijke wijze af. Walsen maar!