De twee reeksen »Slavische dansen« (op.46 en 72), elk bestaande uit acht nummers, behoren tot de beroemdste werken van Antonín Dvorák (geboren 8. sep. 1841 in Muehlhausen/Moldau, † 1. mei 1904 in Praag). De acht dansen met "opus 46" werden eerst gecomponeerd voor het pianoduet. Maar een orkestratie vroeg om de symfonische structuur, hun ritme en rijke zeggingskracht. Dvorák nam niet de muziek van originele volksdansliederen als uitgangspunt, maar gebruikte alleen hun ritmes - hij koos voor dit doel karakteristieke soorten Tsjechische dansen als Sousedská (drievoudige dans), Polka, Snelle dans en Furiant voor dans. 8 - en creëerde zijn dansen van een muzikaal materiaal, dat van hemzelf en nieuw was.