Deze impressie schildert episoden uit de pionierstijd van Canada. Het was een tijd waarin de contacten tussen de oorspronkelijke inwoners, de indianen en de pioniers niet altijd vreedzaam verliepen.
Dit muziekwerk beschrijft de periode van goud - en zilverzoekers. In de lente als de sneeuw begon te smelten en de rivier zilverhelder het dal doorstroomde begon het weer, het seizoen voor de goudzoekers. Muzikaal vindt de vroege koude haar uitbeelding aan het begin van dit werk in de gestopte trompetten en in de bekkenroffel.
Het volgende fragment schildert de noodzakelijke jacht van de indianen op bisons. In het gestopte koper hangt nog steeds de kilte van het land. De spanning van de jacht te paard wordt door het slagwerk weergegeven.
De jacht is voorbij en wij bevinden ons in het heerlijke dal van de zilverkreek: „in the valley“. De idyllische sfeer wordt uitgebeeld door een langzaam romantisch cowboylied. Daarna volgt een geheimzinnig deel, omdat de mensen zich in dit vreemde land nog onwennig voelen.
De rit gaat verder, steeds sneller. Tenslotte wordt het nieuwe land op grandioze wijze vertolkt door een krachtig hoofdthema dat door het volledige orkest gespeeld wordt.