Kees Vlak heeft zich in veel van zijn werken beziggehouden met verschillende volken, met hun wezen en vooral met hun muziek. Toen hij door het blaasorkest van het conservatorium van Minsk werd uitgenodigd, was het dit bezoek dat hem inspireerde tot zijn „Russische Tanzsuite“. Hij werd vooral geraakt door de vaderlandsliefde van de Slavische Witrussen, evenals door hun volksmuziek. Verrassend genoeg is het meest gebruikte muziekinstrument niet de balalaika, maar een instrument, dat lijkt op de Hongaarse cimbaal.
1. Ouverture
Hier verwerkt de componist de ontvangst en zijn eerste indrukken. De Witrussen komen hem internationaal georiënteerd voor, weinig beïnvloed door stemmingen, vooruitstrevend en vol van energie. Vandaar dat de ouverture zich ook kenmerkt door hun positieve doorzetten.
2. Melancholieke dans
In dit deel herinnert de componist aan vele oorlogsconflicten, die op Wit-Russische grond plaatsvonden en ook aan de armoede waarin aanzienlijke delen van de bevolking moeten leven.
3. Petruschka
Over dit deel merkt de componist op: „De muziek voert ons terug in de geschiedenis. In Moskou en de andere steden van het land waren er 'Petruschka’s'. Dat waren goochelaars, in de regel samen met dansers, acrobaten, musici, zangers, komieken en ook oplichters. Onder de heerschappij van Ivan IV de Verschrikkelijke, werden veel van hen omgebracht of beroofd van hun laatste have en goed.“
4. Trepak
Het slotdeel van de suite vormt een trepak. Het is een snelle Russische dans, die in zekere zin lijkt op de Italiaanse tarantella. Het karakter van het Wit-Russische volk en de sterkte die ze in zich hebben, komen duidelijk naar voren in een snelle opeenvolging van onverwachte vondsten.