Julius Fučík, de wereldberoemde marscomponist, werd in 1872 in Praag geboren. Hij was een echte Boheemse muzikant die over de enorme veelzijdigheid van dit type muzikant beschikte. In zijn geboortestad bezocht hij het conservatorium en studeerde daar viool en fagot. In 1891 nam hij bovendien les bij Antonín Dvorák. Als actieve muzikant was Fučík jarenlang fagottist in verschillende symfonie- en theaterorkesten. Zoals het in het toenmalige Oostenrijk gebruikelijk was, moest een muzikant ook zijn sporen in een militaire kapel verdienen. Fučík ging eerst naar het Neder-Oostenrijkse Infanterie Regiment (IR) 84, waarbij hij in Krems onder leiding van Josef Franz Wagner (componist “ Unter dem Doppeladler” ), en later in Wenen onder de eveneens beroemde Karl Komzák speelde. Julius Fučík was zelf ook vele jaren leger-kapelmeester, het langst bij het IR 86, waarvoor hij in 1897 nog naar Sarajevo moest reizen. In 1900 werd de standplaats naar Boedapest verplaatst. Voor Fučík waren deze jaren ook compositorisch zeer vruchtbaar. Een van zijn beroemdste marsen “ Einzug der Gladiatoren” , ontstond in deze tijd. Van 1910 tot 1913 was hij kapelmeester bij het IT 92 in Theresienstadt (zijn Boheemse vaderland), totdat hij naar Berlijn verhuisde, trouwde en hier een orkest en een muziekuitgeverij (de “ Tempo-Verlag” ) oprichtte. Hij overleed echter al drie jaar later in de leeftijd van 44 jaar. De gevoelige wals “ Liebesflammen” ontstond in 1912. Fučík voltooide hem in Andritz bij Graz (Oostenrijk). Vermoedelijk betreft het hier een bewerking van een eerdere compositie met de titel “ Raphaela” waarvoor Fučík in 1909 de aanzet schreef. De poëtische wals in driedelige vorm doet in zijn levendigheid en vrolijkheid denken aan walsen van Strauß of Komzák, maar wordt gekenmerkt door de unieke en ongeëvenaarde compositiestijl van Fučík.
Naar de homepage van de RUNDEL Julius-Fučík-editie
www.juliusfucik.de