Kerstmis – Il Natale – het waarschijnlijk belangrijkste feest in Bella Italia. De Italianen staan bekend om hun uitgesproken familiezin, hun enthousiasme, evenals - waarschijnlijk wegens de nabijheid van het Vaticaan – om hun religiositeit. Het is dus niet verwonderlijk dat men in Italië zo goed als vier keer het kerstfeest viert. Men begint daarmee op 6 december, Santa Nicola, als de kerstboom al opgezet wordt. Een week later, op 13 december, gedenkt men Santa Lucia, de bode van het licht. Op 24 december nodigt men uit voor het familiefeest en gaat men na het eten naar de kerstdienst, die de 25e december inluidt, de belangrijkste feestdag in Italië. Wie van het Kerstkind, Gesù bambino, tot dan toe nog geen geschenken heeft ontvangen, moet tot Driekoningen geduld hebben, want dan brengt een heks op een bezemsteel - die ‘s nachts door de schoorsteen glijdt - de gehoorzame kleine en grote kinderen wat en verstopt het in de schoenen. Een verdere traditie was dat herders negen dagen vóór de kerst vanuit de bergen, de steden en dorpen introkken en hun liederen zongen, die ze begeleidden op een Italiaanse doedelzak (zampogna), evenals op een herdersfluit (ciaramella). Luigi di Ghisallo kiest ter introductie in zijn „Fantasia di Natale“ voor een dergelijk traditioneel Napolitaans kerstlied. De pastorale „Canzone d'i Zampognari“, weerspiegelt zowel qua klank als ritme kerstachtige herdersmuziek. Een korter deel van de „Canto dei Pastori“, qua thema en met de gevoelige eenvoud ervan passend bij het lied, moduleert met de houtblazers naar tutti. Deze schittert met het geliefde lied „Gesù Bambin L'e Nato“, dat zijn traditie heeft in de Italiaanse regio Cavanese. De devote koorzang vertelt de boodschap van het Kerstfeest met talrijke maatwisselingen, die echter constant op een kwartsmaat berusten. Het traditionele kerstlied „Dormi, O Bel Bambin” vormt de afsluiting. Passend bij het origineel met de door het koor ondersteunde solistische inleiding, die door een gevoelige vrouwenstem wordt overgenomen, klinken de houtblazers met zachte, lieflijke cantilenen. Het refrein schakelt met verwijzing naar de tekst, helemaal in zin van een wieg- of slaapliedje, over naar een swingende, dansende, drie-achtste maat en wordt aan het eind zo teder en zacht dat men ervan overtuigd is het Kerstkind in slaap te hebben gezongen. En nu pssst, stil zijn! Want bij ondeugende kinderen legt de heks uiteindelijk op de dag van Driekoningen slechts stukjes kool in de schoen.
eXplora Grade 3
eXplora disc 20