Van 1 mei 1896 tot zijn tragisch vroege dood leefde en werkte Karl Komzák uitsluitend als directeur van de kuurmuziek in Baden. Deze werd slechts door zeldzamer wordende uitnodigingen in het buitenland onderbroken. Het veeleisende cultuur-, muziek- en sociale leven in deze kuurstad bood Komzák een platform voor veelvoudige muzikale en artistieke activiteit. Bijna alle composities die ontstonden in deze periode, werden door het Badense orkest van Komzák ten doop gehouden en door talrijk publiek vaak met hartstochtelijke bijval bedacht – zoals we weten uit talrijke persberichten. Het ligt voor de hand dat zijn opus 279, de „Andreas-Hofer-Marsch“ vanwege het gebruik van het Andreas-Hofer-lied (tekst van Julius Mosen en muziek van Leopold Knebelsberger) bij Tiroolse regimenten bijzonder gewaardeerd was en nog meer, want hij werd aan het Tiroolse Kaiserjäger-regiment nr. 3 als defileermars toegewezen. Toen dat gebeurde, stond de regimentsmuziek voor de rest onder leiding van een militaire kapelmeester, die vandaag de dag nog steeds een begrip is: het was Rudolf Achleitner.
Also available in March Size (see number MVSR 2598M)