Het levendige en krachtige karakter van dit werk manifesteert zich in een fanfareachtig hoofdthema en een bijbehorend ritmisch patroon. Deze elementen zijn door het hele werk heen geweven. Het thema wordt eerst gespeeld door de klarinetten, saxofoons en hobo’s, vervolgens het hele orkest en daarna de hoornsectie. Na een rustige legato variatie leidt een korte tussenpassage naar een fortissimo weergave van het thema: het hoogtepunt van de compositie. Aan het einde komen de ritmische elementen van de inleiding terug, die zich ontvouwen in krachtige akkoorden in het koper.